Sinds vorige week heeft ’t Groenselveld nieuwe bewoners: Niet 1 maar wel een 8000-tal.
De honingbijen vliegen in en uit de kast op zoek naar stuifmeel, nectar en water. Ze bereiden zich nu voor op de winter want dan is er geen eten meer in de natuur te vinden én is het bovendien ook te koud. Bijgevolg moeten de honingbijen nu volop eten verzamelen om de winter door te komen. Daarom vliegen ze nu extra uit. Ze komen meestal terug met dikke gele stuifbollen aan hun achterpoten.
Dit bijenvolkje is nog een klein jong volk en heeft zich pas op 21 juli ontwikkeld.
Waarom staan de bijen op ons veld?
Bijen hebben een voedselrijke omgeving nodig. Rondom het veld liggen heel wat kleine bosjes met bomen die veel voeding bevatten: lindes, wilgen, esdoorns, fruitbomen, tamme kastanjes, hazelaars,… Maar vooral op het veld is er veel aanbod: de groenten zelf bloeien, maar vooral de vele bloemenstroken die worden gezaaid: stinkers, facelia, goudsbloem, zonnebloemen, klaver, paardenbloemen,… zijn een lekkere maaltijd. Daarnaast werd er een beloftevolle houtkant geplant met spork, meidoorn, gele kornoelje,… De biologische methode die gehanteerd wordt stelt de bijen veilig: ze hebben immers geen last van pesticides, want die worden op ’t Groenselveld niet gebruikt. Ze zijn dus op een goede plek beland.
Dit bijenvolk is niet alleen jong, maar ook een speciale soort: het zijn honingbijen die terug naar de oerbij gaan. In mensentaal: het zijn kleine bijtjes zoals ze hier vroeger in deze streek ook in het wild leefden.
Werken met kleinere bijen past ook in de filosofie van hoe we met de bijen willen omgaan: terug naar haar natuurlijke levenswijze. We zetten de bijen voorop, de honing komt pas in de tweede plaats.